Cognition and Mood in Perimenopause: A Systematic Review and Meta-Analysis
Miriam T. Weber, PhD1, Pauline M. Maki, PhD2,3, and Michael P. McDermott, PhD, 2015
Het onderzoek met de titel “Cognition and Mood in Perimenopause: A Systematic Review and Meta-Analysis” onderzoekt de relatie tussen menopauzale overgangsfasen en cognitieve functie, evenals stemmingsveranderingen bij vrouwen in de perimenopauze.
Er wordt gesuggereerd dat afname van oestrogeen rond de menopauze geassocieerd wordt met afname van cognitief functioneren en een verhoogd risico op depressieve symptomen en depressieve stoornissen. Bestaande onderzoeken naar objectief cognitief functioneren en stemming verschilden in de criteria die gebruikt werden om de overgang naar de menopauze te faseren en in de gebruikte uitkomstmaten. Het doel van deze review was om de bestaande onderzoeken naar de relatie tussen menopauze en neuropsychologisch functioneren en depressie samen te vatten.
In dit onderzoek wordt systematisch een overzicht gegeven van bestaande literatuur, gericht op cognitieve prestaties in verschillende stadia van de menopauze (pre-, peri- en postmenopauzaal) en er worden verschillende cognitieve domeinen onderzocht.
De belangrijkste bevindingen zijn:
1. Cognitieve testen: De review benadrukt dat een verscheidenheid aan cognitieve testen werden gebruikt in studies, met slechts een paar die uitgebreide neuropsychologische testbatterijen gebruikten. De analyse verzamelde gegevens om de cognitieve prestaties op zes cognitieve domeinen te vergelijken.
2. Onderzoeksopzet: De review omvatte zowel cross-sectionele als longitudinale studies, met een focus op de betrouwbaarheid van de bevindingen. Er werd opgemerkt dat slechts een beperkt aantal studies voldeed aan de inclusiecriteria, wat de generaliseerbaarheid van de resultaten kan beïnvloeden.
3. Statistische analyse: Er werden modellen met vaste effecten gebruikt om de totale effectgroottes en log odds ratio's te schatten, waarbij betrouwbaarheidsintervallen werden berekend om de betrouwbaarheid van deze schattingen te beoordelen. Het kleine aantal studies dat bijdroeg aan elke schatting beperkte het gebruik van random effects modellen.
4. Stemming en cognitie: De relatie tussen stemmingswisselingen en cognitieve prestaties tijdens de overgang naar de menopauze werd ook onderzocht, wat wijst op mogelijke implicaties voor de geestelijke gezondheid van vrouwen tijdens deze periode.
Welke vrouwen hebben meer kans op stemmingsproblemen?
De studie geeft aan dat vrouwen in de perimenopauzale en postmenopauzale fase een significant verhoogd risico hebben op stemmingsproblemen, met name depressieve symptomen, in vergelijking met premenopauzale vrouwen. De kans op een diagnose van depressie is 1,9 keer zo groot bij vrouwen in de perimenopauze en 4,3 keer zo groot bij vrouwen in de postmenopauze in vergelijking met hun tegenhangers voor de menopauze.
Daarnaast suggereert het onderzoek dat bepaalde demografische factoren, zoals ras, het risico op depressie tijdens de overgang naar de perimenopauze kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld, bevindingen van de Penn Ovarian Aging Study gaven aan dat Afro-Amerikaanse vrouwen een twee keer zo hoog risico op depressie hadden in vergelijking met blanke vrouwen. Dit suggereert dat stemmingsproblemen tijdens de perimenopauze mogelijk niet uniform zijn voor verschillende etnische en culturele groepen, wat de noodzaak benadrukt voor verder onderzoek bij diverse populaties.
Wat is de rol van oestrogeen bij stemmingsproblemen?
Oestrogeen speelt een belangrijke rol in de stemmingsregulatie en is betrokken bij stemmingsproblemen, vooral tijdens de overgang naar de menopauze. De studie schetst een aantal belangrijke punten met betrekking tot de invloed van oestrogeen op de stemming:
1. Neurotransmittersystemen: Oestrogeen werkt als een serotonerge agonist/modulator, wat betekent dat het de bindingsplaatsen, synthese en opname van serotonine in de hersenen kan verbeteren. Dit is belangrijk omdat serotonine een neurotransmitter is die de stemming en het emotionele welzijn aanzienlijk beïnvloedt.
2. Oestrogeentherapie: De studie merkt op dat oestrogeentherapie (ET) de stemming verbetert bij vrouwen die perimenopauzale depressies ervaren. Het is ook gunstig voor chirurgische en natuurlijk postmenopauzale vrouwen die depressieve symptomen rapporteren. Dit suggereert dat oestrogeen stemmingsstoornissen kan helpen verlichten die geassocieerd worden met de menopauze.
3. Combinatiebehandelingen: Het onderzoek vermeldt dat oestrogeentherapie gunstige effecten kan hebben in combinatie met selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's), die vaak worden gebruikt om depressie te behandelen. Deze combinatie kan de algehele effectiviteit van de behandeling van stemmingsstoornissen bij vrouwen in de menopauze verbeteren.
In het algemeen suggereert het bewijs dat schommelingen in de oestrogeenspiegel tijdens de overgang naar de menopauze kunnen bijdragen aan stemmingsproblemen en dat oestrogeentherapie kan dienen als een mogelijke behandelingsoptie voor het beheersen van deze problemen.
Wat is de rol van oestrogeen bij cognitieve problemen?
Oestrogeen speelt een belangrijke rol in het cognitief functioneren, vooral met betrekking tot het geheugen en de algehele cognitieve gezondheid, vooral tijdens de overgang naar de menopauze. Het onderzoek benadrukt verschillende belangrijke aspecten van hoe oestrogeen cognitie beïnvloedt:
1. Neuronale groei en overleving: Oestrogeen bevordert de groei en overleving van neuronen, wat cruciaal is voor het behoud van cognitieve functies. Er is aangetoond dat oestrogeen de uitgroei en overleving van neocorticale neuronen bevordert, wat duidt op een beschermende rol in de gezondheid van de hersenen. De neocortex omvat het grootste deel van de cerebrale cortex en is belangrijk voor de neuronale berekeningen van aandacht, gedachten, perceptie en episodisch geheugen. Oestrogeen werkt ook in op het cholinerge systeem, dat nauw verbonden is met cognitief functioneren, met name het geheugen. Deze interactie suggereert dat oestrogeen kan helpen bij het ondersteunen van cognitieve processen die vaak worden beïnvloed tijdens de menopauze.
3. Cognitieve achteruitgang: De studie suggereert dat dalingen in oestrogeenspiegels rond de menopauze geassocieerd zijn met achteruitgang in cognitief functioneren. Vrouwen melden vaak vergeetachtigheid en concentratieproblemen tijdens de overgang naar de menopauze, wat verband kan houden met schommelende oestrogeenspiegels.
4. Onderzoeksbevindingen: Sommige studies opgenomen in de review vonden geen significante verschillen in objectieve cognitieve prestaties over verschillende menopauzale stadia, wat aangeeft dat terwijl subjectieve meldingen van cognitieve problemen vaak voorkomen, objectieve maatregelen deze veranderingen niet altijd weerspiegelen. De algemene consensus is echter dat oestrogeen een beschermend effect heeft op de cognitieve gezondheid en dat de afname ervan tijdens de menopauze kan bijdragen aan cognitieve problemen.
Samengevat, oestrogeen is cruciaal voor het behoud van cognitieve functies en de afname ervan tijdens de overgang naar de menopauze kan leiden tot cognitieve problemen, wat het belang benadrukt van het begrijpen van de rol van oestrogeen in de gezondheid van de hersenen.
In welke fase zijn de cognitieve problemen het ernstigst?
Cognitieve problemen zijn het ernstigst bij postmenopauzale vrouwen in vergelijking met vrouwen in de pre- en perimenopauzale fase. Het onderzoek geeft aan dat postmenopauzale vrouwen significant slechter presteerden op vertraagde verbale geheugentaken en fonemische verbale vloeiendheidstaken dan zowel premenopauzale als perimenopauzale vrouwen.
Bovendien, terwijl veel vrouwen melden dat ze last hebben van vergeetachtigheid en concentratieproblemen tijdens de overgang naar de menopauze, suggereren de objectieve cognitieve prestatiegegevens dat de meest uitgesproken cognitieve achteruitgang optreedt na de menopauze. Dit benadrukt de mogelijke invloed van hormonale veranderingen die gepaard gaan met de menopauze op de cognitieve gezondheid, vooral in de postmenopauzale fase.
Herstellen cognitieve problemen zich na verloop van tijd?
Het bewijs met betrekking tot de vraag of cognitieve problemen in de loop van de tijd herstellen tijdens de overgang naar de menopauze is gemengd. De studie geeft aan dat:
1. Longitudinale gegevens: Sommige longitudinale studies, zoals die van de SWAN (Study of Women's Health Across the Nation), hebben aangetoond dat perimenopauzale vrouwen niet de verwachte verbeteringen vertonen in cognitieve functies, zoals verbaal geheugen en verwerkingssnelheid, met herhaalde testen, in tegenstelling tot pre- en postmenopauzale vrouwen. Dit suggereert dat cognitieve problemen kunnen blijven bestaan tijdens de perimenopauzale fase.
2. Postmenopauzaal stadium: Cognitieve prestaties hebben de neiging om verder af te nemen in de postmenopauzale fase, wat aangeeft dat cognitieve problemen mogelijk niet volledig herstellen na verloop van tijd en mogelijk kunnen verergeren na de menopauze .
3. Individuele variabiliteit: De studie merkt ook op dat individuele ervaringen sterk kunnen variëren. Terwijl sommige vrouwen een geleidelijke verbetering van de cognitieve functie ervaren na de overgang naar de menopauze, kunnen anderen met uitdagingen blijven kampen. Factoren zoals de duur van de perimenopauze, de algemene gezondheid en keuzes in levensstijl kunnen het cognitieve herstel beïnvloeden.
Samenvattend kunnen we zeggen dat sommige cognitieve problemen na verloop van tijd voor bepaalde personen verbeteren, maar dat anderen aanhoudende of verslechterende cognitieve problemen kunnen ervaren, vooral in de postmenopauzale fase. Verder onderzoek is nodig om het verloop van cognitieve functies in relatie tot de menopauze beter te begrijpen.
In welke fase zijn stemmingsproblemen het ernstigst?
Stemmingsproblemen zijn het ernstigst in de postmenopauzale fase in vergelijking met premenopauzale en perimenopauzale stadia. De studie geeft aan dat:
1. Verhoogd risico op depressie: De kans op een diagnose van een ernstige depressie neemt aanzienlijk toe tijdens de perimenopauzale en postmenopauzale fasen. Specifiek wordt gemeld dat de kans 1,9 keer hoger is in de perimenopauze en 4,3 keer hoger in de postmenopauze in vergelijking met de premenopauze.
2. Ernst van de symptomen: Vrouwen in de postmenopauze lopen een significant verhoogd risico op het ontwikkelen van depressie, zoals gemeten door zowel symptoom inventarisaties als gestructureerde klinische interviews. Dit suggereert dat stemmingsstoornissen bijzonder uitgesproken zijn na de menopauze.
3. Cumulatieve effecten: De cumulatieve effecten van hormonale veranderingen, samen met andere psychosociale factoren die kunnen optreden tijdens de overgang naar de menopauze, dragen bij aan de ernst van stemmingsproblemen bij postmenopauzale vrouwen .
Samengevat zijn stemmingsproblemen het ernstigst in de postmenopauzale fase, met een opmerkelijke toename van het risico op depressie en andere stemmingsstoornissen in vergelijking met eerdere stadia van de menopauze.
Wat is hiervan de oorzaak?
De oorzaken van stemmingsproblemen tijdens de overgang, vooral in de postmenopauzale fase, zijn multifactorieel en kunnen de volgende factoren omvatten:
1. Hormonale veranderingen: De belangrijkste factor is de schommeling en uiteindelijke daling van de oestrogeenspiegel tijdens de overgang naar de menopauze. Van oestrogeen is aangetoond dat het neuroprotectieve effecten heeft en een rol speelt bij stemmingsregulatie. De afname kan leiden tot veranderingen in neurotransmittersystemen, met name die waarbij serotonine en noradrenaline betrokken zijn, die cruciaal zijn voor stemmingsstabiliteit.
2. Psychosociale factoren: De overgang naar de menopauze valt vaak samen met verschillende stressfactoren in het leven, zoals ouder worden, veranderingen in de gezinsdynamiek (bijv. kinderen die het huis uit gaan) en gezondheidsproblemen. Deze psychosociale stressoren kunnen stemmingsproblemen verergeren en bijdragen aan gevoelens van angst en depressie.
3. Cognitieve veranderingen: Cognitieve problemen, zoals geheugenproblemen en verminderde concentratie, kunnen ook bijdragen tot stemmingsstoornissen. Vrouwen kunnen gefrustreerd of angstig raken over hun cognitieve prestaties, wat een negatieve impact heeft op hun algemene stemming.
4. Individuele variabiliteit: Er is een aanzienlijke individuele variabiliteit in hoe vrouwen de menopauze ervaren. Factoren zoals genetica, persoonlijke geschiedenis van stemmingsstoornissen, levensstijlfactoren (bv. dieet, beweging, slaap) en sociale steun kunnen de ernst van stemmingsproblemen tijdens deze overgang beïnvloeden.
5. Duur van de perimenopauze: Onderzoek suggereert dat een langere duur van de perimenopauze kan worden geassocieerd met een verhoogd risico op het ontwikkelen van stemmingsstoornissen, wat erop wijst dat de duur van hormonale schommelingen een rol kan spelen bij stemmingsstabiliteit.
Samengevat zijn de oorzaken van stemmingsproblemen tijdens de overgang naar de menopauze complex en hebben ze te maken met een combinatie van hormonale veranderingen, psychosociale stressoren, cognitieve uitdagingen en individuele verschillen.
Welke enzymen en genen spelen een rol en kunnen worden aangepast?
Verschillende enzymen en genen zijn betrokken bij de hormonale veranderingen en stemmingsstoornissen die gepaard gaan met de menopauze. Hier zijn enkele belangrijke spelers:
1. Oestrogeenreceptoren (ER's): De oestrogeenreceptoren (ERα en ERβ) zijn cruciaal voor het bemiddelen van de effecten van oestrogeen in de hersenen. Variaties in de genen die coderen voor deze receptoren (ESR1 en ESR2) kunnen individuele reacties op hormonale veranderingen beïnvloeden en kunnen in verband worden gebracht met stemmingsstoornissen. Het wijzigen van de expressie of activiteit van deze receptoren door veranderingen in levensstijl of farmacologische interventies kan mogelijk invloed hebben op de stemming.
2. Aromatase: Aromatase is een enzym dat androgenen (zoals testosteron) omzet in oestrogenen. Veranderingen in de aromataseactiviteit kunnen het oestrogeenniveau in het lichaam beïnvloeden. Bepaalde leefstijlfactoren, zoals voeding en lichaamsbeweging, kunnen de aromataseactiviteit beïnvloeden, wat suggereert dat aanpassingen op deze gebieden kunnen helpen bij het reguleren van de oestrogeenspiegel en mogelijk de stemming kunnen verbeteren.
3. Monoamine Oxidase (MAO): Dit enzym is betrokken bij de afbraak van neurotransmitters zoals serotonine en noradrenaline, die cruciaal zijn voor stemmingsregulatie. Verhoogde MAO-activiteit kan leiden tot lagere niveaus van deze neurotransmitters, wat mogelijk bijdraagt aan stemmingsstoornissen. Bepaalde veranderingen in dieet en levensstijl, evenals farmacologische middelen, kunnen de MAO-activiteit remmen.
4. Brain-Derived Neurotrophic Factor (BDNF): Het BDNF-gen is belangrijk voor neuroplasticiteit en is in verband gebracht met stemmingsregulatie. Variaties in het BDNF-gen kunnen de gevoeligheid voor stemmingsstoornissen beïnvloeden. Hoewel genetische aanpassingen momenteel niet haalbaar zijn, is aangetoond dat leefstijlinterventies zoals lichaamsbeweging en cognitieve training de BDNF-niveaus verhogen, wat de stemming kan helpen verbeteren.
5. Gen voor serotoninetransporter (SLC6A4): Dit gen codeert de serotoninetransporter, die betrokken is bij de heropname van serotonine uit de synaptische spleet. Variaties in dit gen kunnen het serotonineniveau en de stemming beïnvloeden. Hoewel directe genetische modificatie niet praktisch is, kunnen farmacologische behandelingen (bijv. SSRI's) zich richten op deze route om stemmingssymptomen te helpen verlichten.
Samengevat spelen verschillende enzymen en genen een rol in de hormonale en stemmingsveranderingen die gepaard gaan met de menopauze. Hoewel directe genetische modificaties op dit moment niet mogelijk zijn, kunnen veranderingen in levensstijl, dieetinterventies en farmacologische behandelingen mogelijk de activiteit van deze enzymen en de expressie van deze genen beïnvloeden en zo stemmingsstoornissen tijdens de overgang naar de menopauze helpen beheersen.