Waarom werkt testosteron bij de één wel en de ander niet?
En waarom moet eerst je oestrogeen op peil zijn?
In de communities over overgangsklachten en hormoonsuppletie is testosteron een hot item. Niet alleen je libido krijgt er een oppepper van, ook je stemming, denk- én spierkracht. Vrouwen rapporteren spetterende orgasmes en zichtbaar resultaat in de sportschool. Waarschuwingen zijn er ook. Zo werkt het niet voor alle vrouwen én moet je er vooral niet aan beginnen als je oestrogeen nog niet op peil is. Ook zou je oestrogeenniveau kunnen instorten als je met testosteron begint.
Het werkt niet voor iedereen. Ongeveer de helft van de vrouwen heeft profijt van testosteron, de rest druipt teleurgesteld af. In de vorige aflevering van mijn podcast ‘We zijn toch niet gek?’ vertelde uroloog Melianthe Nicolaï over de heilzame werking van testosteronwat er verandert in vrouwen als ze een paar maanden testosteron gebruiken. Zaten ze er eerst nog wat verloren bij, nu hebben ze de blik van een tijger. Ze hebben er weer zin in, het leven, voelen zich krachtig. Dat ontroerde me. Want dat is precies hoe ik het ervaar. Een levenslust die ik allang kwijt was.
Maar hoe komt dit? Volgens seksuoloog Rik van Lunsen, die onderzoek deed naar testosteron bij vrouwen, zijn sommige vrouwen gevoeliger voor testosteron dan anderen en heeft dit te maken met de hoeveelheid testosteron waaraan je als foetus in de baarmoeder bent blootgesteld. Of je er gevoelig voor bent, zou je kunnen aflezen aan een lagere wijsvinger-ringvinger-ratio, de zogenaamde 2D:4D-ratio. Een kortere wijsvinger ten opzichte van de ringvinger (en dit geldt voor je voorkeurshand) wordt geassocieerd met een hogere prenatale blootstelling aan testosteron én een hogere gevoeligheid voor testosteron.
Ik besloot deze vragen aan ChatGPT voor te leggen. Steeds vaker mijn vraagbaak (en persoonlijk assistent!) als ik een vermoeden wil staven en de uitkomsten van verschillende wetenschappelijke onderzoeken aan elkaar wil koppelen. De antwoorden waren verrassend én uitgebreid.
Kan testosteronsuppletie bij vrouwen het oestrogeenniveau laten afnemen? En zo ja: hoe werkt dat?
Ja, testosteronsuppletie kan indirect het oestrogeenniveau bij vrouwen beïnvloeden, en in sommige gevallen kan dit leiden tot een afname van de oestrogeenspiegel. Dit gebeurt via verschillende mechanismen:
1. Competitie met aromatase-activiteit
Testosteron wordt in het lichaam omgezet in oestrogeen door het enzym aromatase. Wanneer de hoeveelheid beschikbaar testosteron stijgt (bijvoorbeeld door suppletie), kan de aromatase-activiteit toenemen om een deel van dit testosteron om te zetten in oestrogeen. Echter, als de toename van testosteron het regulerende vermogen van aromatase overstijgt, kan dit leiden tot een relatief lagere omzetting en uiteindelijk een afname van oestrogeenniveaus.
2. Negatieve feedback op de hypofyse
Testosteron kan de hypothalamus-hypofyse-gonade-as beïnvloeden. Hoge testosteronspiegels kunnen via negatieve feedback de productie van gonadotrofinen (LH en FSH) onderdrukken. Omdat LH en FSH essentieel zijn voor de stimulatie van de eierstokken om oestrogeen te produceren, kan dit leiden tot een afname van oestrogeen, vooral bij vrouwen in de perimenopauze, waar de ovariële functie al afneemt.
3. Afname van SHBG
Testosteron kan de productie van seks-hormoon-bindend globuline (SHBG) in de lever verminderen. Lager SHBG betekent meer vrij (actief) testosteron, maar ook minder gebonden oestrogeen in het bloed. Dit kan resulteren in een verlaging van de totale meetbare oestrogeenspiegels, hoewel de biologische effecten van oestrogeen minder beïnvloed kunnen worden.
4. Balans met andere hormonen
Testosteronsuppletie kan leiden tot veranderingen in de balans tussen testosteron, oestrogeen en progesteron. Vooral bij vrouwen in de overgang, waarbij de hormoonspiegels al fluctueerden, kan dit een subtiele verschuiving in oestrogeenniveaus veroorzaken.
Klinische relevantie
Bij de meeste vrouwen die testosteronsuppletie krijgen (bijvoorbeeld via pleisters, gel of injecties), blijft de invloed op oestrogeenniveaus mild en afhankelijk van de dosering en het individu. In sommige gevallen wordt naast testosteronsuppletie ook oestrogeen en/of progesteron gegeven om de hormonale balans te waarborgen en eventuele symptomen te vermijden.
Maar hoe zit dat met postmenopauzale vrouwen die al aan oestrogeen- en progesteronsuppletie doen? Moet hun oestrogeenniveau eerst een bepaald level hebben voordat ze testosteron toe mogen voegen? En als er nog een tekort aan oestrogeen is, zet testosteron zich dan om in oestrogeen? Of beter gezegd: het debiele zusje van estradiol: oestron?
Bij postmenopauzale vrouwen die al oestrogeen- en progesteronsuppletie gebruiken, is het belangrijk om eerst een optimale oestrogeenspiegel te bereiken voordat testosteronsuppletie wordt overwogen. Dit heeft te maken met de rol van oestrogeen in het hormonale samenspel en de manier waarop testosteron in het lichaam wordt gemetaboliseerd.
1. Belang van een adequate oestrogeenspiegel vóór testosteronsuppletie
Oestrogeen ondersteunt de werking van testosteron: Oestrogeen is cruciaal voor veel functies die ook door testosteron beïnvloed worden, zoals botgezondheid, stemming en libido. Een tekort aan oestrogeen kan ervoor zorgen dat de effecten van testosteronsuppletie suboptimaal zijn.
Bescherming van weefsels: Oestrogeen beschermt weefsels zoals de vaginale mucosa, de huid en het cardiovasculaire systeem. Zonder voldoende oestrogeen kan testosteron sommige van deze weefsels minder effectief ondersteunen.
Balans in de hormoonas: Een lage oestrogeenspiegel kan leiden tot een onevenwichtige hormoonrespons bij toevoeging van testosteron, omdat de conversie van testosteron naar oestrogeen via aromatase dan relatief sterker wordt belast.
2. Aromatisering: Testosteron naar oestron en oestradiol
Testosteron kan in vetweefsel, lever en andere perifere weefsels door aromatase worden omgezet in oestrogeen, voornamelijk in oestron (E1). Bij postmenopauzale vrouwen is oestron vaak het dominante circulerende oestrogeen, omdat de ovariële productie van oestradiol (E2) minimaal is. Deze omzetting speelt een rol bij:
Compensatie bij oestrogeentekort: Als er nog een tekort aan oestrogeen is, kan een deel van het toegediende testosteron worden omgezet in oestron. Dit kan enigszins helpen om oestrogeenwaarden te verhogen, maar het effect is meestal beperkt. De omzetting hangt sterk af van de hoeveelheid beschikbaar aromatase-enzym, die bij postmenopauzale vrouwen kan variëren.
Individuele verschillen: Bij vrouwen met meer vetweefsel is de aromatase-activiteit vaak hoger, wat kan leiden tot een grotere omzetting van testosteron naar oestrogeen. Dit kan nuttig zijn bij oestrogeentekort, maar vereist ook monitoring om ongewenste bijwerkingen zoals borstgevoeligheid of uteriene hyperplasie te voorkomen.
3. Praktische aanpak bij suppletie
Optimaliseren van oestrogeen vóór toevoeging van testosteron: Zorg dat oestrogeensuppletie een adequaat niveau heeft bereikt, vaak gemeten via serumwaarden van oestradiol (E2), idealiter tussen 50-100 pg/ml, afhankelijk van de richtlijnen (de conversiefactor van pg/ml naar pmol/L, waar wij in Nederland mee rekenen is 3,67, dus dat komt neer op tussen de 183,50 en 367 pmol/L bij ons). Dit voorkomt dat het lichaam afhankelijk wordt van testosteron om oestrogeen te maken.
Start met een lage dosis testosteron: Begin met een lage dosis testosteron en monitor de klinische effecten en bloedwaarden. Dit helpt om ongewenste bijwerkingen zoals een onevenredige stijging van oestron of symptomen van androgenisatie te voorkomen.
Controle op aromatase-activiteit: Bij vrouwen met een hoog risico op aromatisering (bijvoorbeeld door overgewicht of genetische factoren) kan het nuttig zijn om oestron en oestradiol regelmatig te meten, samen met testosteronwaarden.
Conclusie
Testosteronsuppletie kan een waardevolle aanvulling zijn bij postmenopauzale vrouwen die al oestrogeen en progesteron gebruiken, maar het succes hangt af van een goede hormonale balans. Het is meestal verstandig om eerst voldoende oestrogeen te bereiken om te zorgen dat testosteron optimaal werkt zonder dat het lichaam te afhankelijk wordt van aromatisering.
Ongeveer de helft van de vrouwen is gevoelig voor testosteron en heeft veel profijt van suppletie op het gebied van libido, stemming, cognitie en spierontwikkeling. De andere helft merkt er niets van. Heeft dit te maken met de hoeveelheid testosteron waaraan een vrouw in de baarmoeder (dus als foetus) is blootgesteld en kun je dat zien aan de wijsvinger-ringvinger-ratio?
De gevoeligheid voor testosteron bij postmenopauzale vrouwen hangt samen met een complexe interactie van genetische, hormonale en levenslange omgevingsfactoren. Hier zijn de belangrijkste aspecten die kunnen verklaren waarom de ene vrouw gevoeliger is voor testosteron dan de ander:
1. Androgeenreceptorgevoeligheid
De effectiviteit van testosteron hangt sterk af van de gevoeligheid van de androgeenreceptoren (AR) in het lichaam. Dit wordt beïnvloed door:
Genetische variatie in het AR-gen:
Het AR-gen bepaalt hoe gevoelig androgeenreceptoren zijn voor testosteron.
Een belangrijke factor is het aantal CAG-herhalingen in het AR-gen:
Minder herhalingen → hogere receptorgevoeligheid.
Meer herhalingen → lagere gevoeligheid voor testosteron.
Aantal androgeenreceptoren:
Het aantal receptoren varieert per weefsel (bijvoorbeeld hersenen, spieren, huid), waardoor testosteron bij sommige vrouwen sterker op specifieke functies (zoals libido of spierontwikkeling) kan werken.
2. Hormonale blootstelling in de baarmoeder
Testosteronblootstelling tijdens de foetale ontwikkeling kan invloed hebben op hoe het lichaam later reageert op androgenen:
Prenatale testosteronblootstelling:
Een hogere blootstelling aan testosteron in de baarmoeder kan invloed hebben op de ontwikkeling van hersenstructuren en androgeenreceptoren, wat later de gevoeligheid kan beïnvloeden.
Dit wordt soms indirect geassocieerd met kenmerken zoals de wijsvinger-ringvinger-ratio (2D:4D).
Wijsvinger-ringvinger-ratio (2D:4D):
Een relatief kortere wijsvinger ten opzichte van de ringvinger (lagere 2D:4D-ratio) wordt geassocieerd met hogere prenatale blootstelling aan testosteron.
Er is enig bewijs dat een lagere ratio correleert met een hogere gevoeligheid voor testosteron, maar dit is niet consistent en vaak niet voldoende nauwkeurig als individuele voorspeller.
3. Postmenopauzale hormonale status
Interactie met oestrogeen:
Oestrogeen versterkt de effectiviteit van testosteron door de gevoeligheid van androgeenreceptoren te verhogen. Vrouwen met voldoende oestrogeen kunnen meer voordeel halen uit testosteron dan vrouwen met suboptimale oestrogeenspiegels.
Aromatase-activiteit:
Testosteron kan in vetweefsel door aromatase worden omgezet in oestrogeen. Vrouwen met hogere aromatase-activiteit (bijvoorbeeld door meer vetweefsel) hebben mogelijk een minder uitgesproken androgeenrespons omdat testosteron deels wordt omgezet in oestrogeen.
4. Andere factoren
Levensstijl en gezondheid:
Vrouwen met een betere spiergezondheid, lagere ontstekingsniveaus en optimale voeding hebben mogelijk een sterkere respons op testosteron.
Leeftijd en basiswaarden:
Vrouwen met extreem lage testosteronwaarden kunnen een grotere verbetering ervaren bij suppletie.
Psychologische en neurologische factoren:
Individuele verschillen in hersenchemie, zoals dopamine- en serotonineniveaus, kunnen de invloed van testosteron op stemming en libido versterken of dempen.
Conclusie
De gevoeligheid voor testosteron is een samenspel van genetica, hormonale blootstelling (inclusief prenatale invloeden) en levenslange factoren zoals gezondheid en hormoonstatus. Hoewel de 2D:4D-ratio een interessante indicator is van prenatale testosteronblootstelling, biedt het slechts een gedeeltelijke verklaring en is het geen directe voorspeller van hoe een vrouw op testosteronsuppletie reageert.
Tot slot
Interessant? Help mij dan in ons gezamenlijk onderzoek naar de rol van hormoonsuppletie bij overgangsklachten door lid te worden van mijn Substack. Niet alleen spreek ik om de week een nieuwe specialist voor de podcast, ik houd onder het tabblad Research ook dossiers bij met daarin de nieuwste ontwikkelingen op een bepaald vlak én het relevante onderzoek.
Aanstaande woensdag heb ik uroloog Erik Arendsen te gast van Andros Clinics over de penopauze. Want onze mannen hebben het ook niet makkelijk hoor en kunnen alle klachten krijgen die wij ook ervaren als ze van middelbare leeftijd zijn. Van sombere buien tot brainfog en libidoverlies. Pak je deze problemen aan, doe het dan samen! Want het potje moet wel een dekseltje vinden, net zoals de auto een parkeerplaats nodig heeft. Of woorden van gelijke strekking.
Tot dan!
Suzanne
https://labs.selfdecode.com/blog/sex-hormone-binding-globulin-shbg/
Hier staat wel veel nuttige informatie in. Misschien voor anderen ook interessant.
Zijn er ook wetenschappelijk bewezen manieren om shbg te verlagen? Mijn shbg is hoog, daardoor heb ik minder vrije testosteron. Ik zoek goede info over het verlagen van shbg, kun je me daarbij helpen?